HET ONDERWIJS IN DE STEINERSCHOOL

De menskundige en pedagogische inzichten van
Rudolf Steiner(°1861 - †1925) zijn voor alle Steinerscholen het uitgangspunt. Elke school die met het officieel erkende Steinerschoolleerplan werkt, volgt evenwel een eigen weg. Elke leerkracht verwerkt de pedagogische inzichten op een persoonlijke manier.
Denken-Voelen-Willen: drie sleutelbegrippen.
Voor de leerkrachten staat het wezen van elk kind centraal. De wezenskern van elk kind wordt doorheen de opvoedingsjaren steeds meer waarneembaar. De mens is van kleinsaf burger van twee werelden: die van de geest en die van de natuur. Voortdurend maken wij de verbinding tussen deze twee in ons denken, ons handelen en ons gevoel.

Daarom streeft een Steinerschool ernaar om bij de kinderen tussen het denken, het voelen en het handelen een harmonie te laten bestaan.
Uitgaande van deze driedeling komen we tot
drie soorten vakken:
- Handvaardigheids-en bewegingsvakken

- Sociaal-kunstzinnige vakken
- Cognitieve vakken of kennisvakken.
In de kleuterschool gebeurt al het leren via handvaardigheids- en bewegingsvakken.
In de lagere school vormen sociaal-kunstzinnige vakken de kern. Kennisvakken horen er evenwel vanaf de eerste klas bij. Hun belang neemt jaar na jaar toe. In de middelbare school vormen deze vakken de hoofdmoot, maar de kunstzinnige benadering blijft altijd belangrijk.